De hervorming van de wet op de minnelijke invordering en de opname ervan in boek XIX WER (SEPTEMBER 2023)
Dit artikel werd in het Frans gepubliceerd in het nr 79 van het tijdschrift "les Echos du Crédit et de l’Endettement" (juli-augustus-september 2023)
Invordering van schulden van de consument: wat verandert de nieuwe wet in de praktijk ?
De wet die in de vorige edities van Echos du crédit (nr. 78) werd aangekondigd en voorgesteld, en die boek XIX "Schulden van de consument" in het Wetboek van economisch recht invoegt, is op 1 september 2023 [1] in werking getreden. Deze wet vervangt en actualiseert gedeeltelijk de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument. We stellen ons in deze bijdrage de vraag welke verschillen schuldenaars zullen merken wat betreft de bedragen die schuldeisers of hun schuldinvorderaars van hen kunnen vorderen [2] na de inwerkingtreding van deze nieuwe wet.
Deze nieuwe hervorming werd voorgesteld aan schuldbemiddelaars tijdens het Conference-Debat op 21/09/2023, waarvan de slides HIER beschikbaar zijn.
Om deze vraag te beantwoorden, dringt een vergelijking van de oude bepalingen met de nieuwe zich op. Laten we beginnen met onderstaande afrekening, ontvangen door mevrouw D. van het deurwaarderskantoor L., dat optrad voor rekening van het Parkeeragentschap Parking.Brussels voor de invordering van twee openstaande parkeerretributies (onbetaald parkeren in Anderlecht). Deze afrekening van 2020 (voor feiten die dateren van 2017) valt onder de oude wet van 2002:
(Alleen in het Frans)
We merken hierbij meteen op dat de aangerekende administratieve invorderingskosten gebaseerd waren op het parkeerreglement van 2017 van de gemeente Anderlecht. Dat reglement bevatte de vrij veel voorkomende bepaling dat bij niet-betaling binnen de 5 dagen na het aanbrengen van de retributie op de voorruit, een eerste kosteloze aanmaning zou worden verstuurd. Indien een tweede herinnering nodig was, werd een administratieve kost van 15,00 euro aangerekend. Indien de retributie nog steeds niet werd betaald, besliste de gemeente over het verdere gevolg dat aan het dossier zou worden gegeven, met dien verstande dat alle erelonen, kosten en verschotten in alle fasen van de invordering ten laste vielen van de schuldenaar en werden berekend overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders.
.
Toepassing van de wet op de minnelijke invordering ?
De eerste moeilijkheid die zich onder de oude wet bij deze afrekening voordeed, was niet van de minste. Het ging er immers om te weten of de wet in kwestie wel van toepassing was op de minnelijke invordering van dit type schuld (gemeentelijke retributies). De gemeenten beantwoordden deze vraag doorgaans ontkennend; de wet van 2002 had volgens hen alleen betrekking op contractuele schulden (schulden die voortvloeien uit een overeenkomst) van een consument, en niet op reglementaire schulden (schulden die voortvloeien uit een reglement).
Boek XIX "Schulden van de consumenten" lost dit eerste probleem alvast op. Er kan hierover thans geen twijfel meer bestaan. De reglementaire of contractuele aard van de schulden is niet van belang voor de toepassing van de nieuwe wet; wat telt is dat het schulden zijn van een consument aan een bedrijf (opgevat in de ruime zin van het woord: een overheidsinstantie is een bedrijf wanneer zij activiteiten van economische aard ontplooit, die niet onder de uitoefening van overheidsprerogatieven vallen [3]).
.
Kosten verbonden aan de tussenkomst van de professionele minnelijke schuldinvorderaar
Het tweede probleem betrof de kwestie of de deurwaarder, naast de administratieve kosten van 15,00 euro waarin het parkeerreglement voorzag vanaf de tweede aanmaning, de administratieve invorderingskosten mocht aanrekenen, die verband hielden met zijn tussenkomst (verzending van twee ingebrekestellingen), gefactureerd aan respectievelijk 19,41 euro en 18,97 euro. Artikel 5 van de oude wet stelde enkel dat de professionele schuldinvorderaar voor rekening van de schuldeiser geen andere kosten in rekening mocht brengen dan dewelke voorzien in de onderliggende overeenkomst of in de algemene voorwaarden. Wanneer de algemene voorwaarden van de schuldeiser bepaalden dat alle invorderingskosten (inclusief hun eigen kosten) aan de consument in rekening mochten worden gebracht, volstond dit voor de invorderaars als wettelijke rechtvaardiging om hun eigen kosten toe te voegen aan de door de consument verschuldigde bedragen. Deze praktijk leidde tot een aanzienlijke verhoging van de schuld en was hoogst betwistbaar.
Het nieuwe artikel XIX.4 lost dit probleem op. Dit artikel voorziet immers in de plafonnering van de kosten die een schuldeiser van een consument mag eisen. Deze kosten zijn nu beperkt tot:
- de verwijlinteresten die niet hoger mogen zijn dan de interest die wordt berekend in geval van betalingsachterstand bij handelstransacties (12 % in het 2de semester 2023);
- een forfaitaire vergoeding waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan:
- 20,00 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk is aan 150,00 euro;
- 30,00 euro vermeerderd met 10 % van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500,00 euro;
- 65,00 euro vermeerderd met 5 % van het verschuldigde bedrag op de schijf boven 500,00 euro met een maximum van 2.000,00 euro.
Deze forfaitaire bedragen zijn bedoeld om alle kosten van de minnelijke invordering te dekken. Er mogen geen andere kosten worden toegevoegd. Het nieuwe artikel XIX.13 bepaalt ook dat "Het de schuldinvorderaar verboden is om van de consument enige vergoeding, bezoldiging of kosten te eisen voor zijn tussenkomst." Het is nu dus duidelijk dat de persoon die een schuld minnelijk invordert voor rekening van een andere persoon, zijn eigen invorderingskosten niet aan de schuldenaar mag doorberekenen. De forfaitaire bedragen vermeld in artikel XIX.4 omvatten alle invorderingskosten (ongeacht of deze zijn gemaakt door de schuldeiser zelf of door een professionele schuldinvorderaar). In de bovenstaande afrekening had de deurwaarder op basis van de nieuwe wet geen kosten kunnen aanrekenen voor de verzending van de ingebrekestellingen van 04/04/2018 en 14/09/2017.
We willen ook benadrukken dat zowel de verwijlintresten als de forfaitaire vergoeding, om gevorderd te kunnen worden, in de algemene voorwaarden van de onderneming moeten zijn voorzien en dat deze algemene voorwaarden tegenstelbaar moeten zijn aan de schuldenaar, d.w.z. dat hij er kennis van moet hebben genomen en ze uiterlijk bij het sluiten van de overeenkomst moet hebben aanvaard.
Verder zijn de plafonds in artikel XIX.4 maximumbedragen. Een schadebeding dat aan deze maxima voldoet, kan nog steeds als onrechtmatig (en dus nietig) worden beschouwd als de voorziene bedragen duidelijk niet in verhouding staan tot de schade die door de onderneming kan worden geleden. Het schadebeding kan ook als onrechtmatig (en dus nietig) worden beschouwd als het, hoewel het de wettelijke plafonds respecteert, niet wederkerig is. Dit is gewoon de toepassing van de artikelen VI.83, 17° en 23° van het Wetboek van economisch recht, waaraan Boek XIX niets verandert.
.
Door de schuldeiser zelf aangerekende kosten
Uit de afrekening blijkt dat parking.brussels de twee parkeerretributies reeds had vermeerderd met 15,00 euro administratiekosten in de tweede aanmaningen, nog vóór het dossier naar de deurwaarder werd gestuurd. De parkeerreglementen bepaalden inderdaad dat vanaf de 2de aanmaningsbrief invorderingskosten van 15,00 euro in rekening zouden worden gebracht, terwijl de eerste aanmaning "gratis" was.
In de wet van 2002 had de wetgever niets vastgelegd wat de aanmaningskosten betreft, zodat elke schuldeiser zijn beleid ter zake kon bepalen middels zijn algemene voorwaarden. Het parkeerreglement van de gemeente Anderlecht was op dit vlak redelijk ’soepel’ voor de schuldenaar, aangezien het voorzag in een eerste kosteloze herinnering, gevolgd door een tweede betalende herinnering.
Niet alle schuldeisers waren zo ’soepel’. Zo staat bijvoorbeeld te lezen in de algemene voorwaarden van een bekend labo voor medische analyse, dat elke herinnering wordt gefactureerd aan het tarief van 5,00 euro, onverminderd verwijlintresten van 1% per maand en een forfaitaire vergoeding van 15% van de hoofdsom, met een minimum van 40,00 euro. Dat alles maakt dat we uiteindelijk met onderstaande afrekening te maken krijgen (nog voordat het dossier aan een incassobureau is overgemaakt):
(Alleen in het Frans)
NB. In deze afrekening staat op de 1ste regel het verschuldigde bedrag in hoofdsom (14,87 euro) + 2 x 5,00 euro aanmaningskosten.
Het nieuwe artikel XIX.2 van het Wetboek van economisch recht stelt hier orde op zaken! Het bepaalt immers dat bij niet-betaling voor een vervaldatum geen kosten mogen worden aangerekend voor de eerste herinnering. Bovendien mogen er geen boetes (noch intresten, noch forfaitaire vergoedingen) aangerekend worden aan de schuldenaar gedurende een termijn van 14 (kalender)dagen, die ingaat:
- ofwel de 3de werkdag (WD) na de dag waarop de herinnering aan de consument is verzonden;
- ofwel op de kalenderdag die volgt op de dag waarop de herinnering werd verzonden aan de consument, wanneer de herinnering langs elektronische weg wordt verzonden.
Deze bepaling betekent dus dat de consument 14 dagen (+3 WD indien van toepassing) de tijd heeft om een factuur te betalen, zonder dat er boetes worden opgelegd (verwijlintrest of forfaitaire vergoeding). Na het verstrijken van deze termijn en als de betaling nog steeds uitblijft, mogen boetes worden aangerekend (verwijlintresten en/of forfaitaire vergoeding, met een maximum op basis van artikel XIX). Er is evenwel een uitzondering voorzien voor kmo’s: ook zij moeten een eerste kosteloze herinnering sturen en de consument 14 dagen (+3 WD) de tijd geven om zijn schuld te betalen zonder aanspraak te kunnen maken op enige schadevergoeding, maar als de consument niet betaalt voor het einde van deze periode van 14 dagen, mogen ze (met terugwerkende kracht) verwijlintresten aanrekenen (weliswaar geplafonneerd) vanaf de kalenderdag die volgt op de dag waarop de herinnering werd verzonden. In dit geval winnen kmo’s dus 14 dagen aan intresten in vergelijking met grote bedrijven, die pas verwijlintresten mogen aanrekenen na het verstrijken van de termijn van 14 dagen.
In het geval van overeenkomsten betreffende de regelmatige levering van goederen of diensten, om misbruik te voorkomen, bepaalde de wetgever dat de consument recht heeft op 3 gratis herinneringen per kalenderjaar. Vanaf de 4e herinneringen kunnen aanmaningskosten van maximaal €7,50 (+ verzendkosten) in rekening worden gebracht
Hoe zouden de twee bovenstaande afrekeningen er hebben uitgezien als de wanbetaling vandaag had plaatsgevonden ?
a) Medisch labo
Het medisch labo had maximaal de volgende kosten in rekening mogen brengen:
- Hoofdsom: € 14,87
- 1ste herinnering: € 0,00 (in plaats van € 5,00)
- 2de herinnering: € 0,00 (in plaats van € 5, 00)
- Intresten: € 1,09
- Forfaitaire vergoeding: € 20,00 (artikel XIX.4 – 1ste schijf)
Totaal: € 35,95
b) Parking.Brussels
Het deurwaarderskantoor had maximaal de volgende vergoedingen in rekening mogen brengen:
Per parkeerboete:
- Hoofdsom: € 25,00
- 1ste herinnering: € 0,00
- 2de herinnering: € 0,00
- Forfaitaire vergoeding: € 20,00 (artikel XIX.4 – 1ste schijf)
- Verwijlintresten: PM
- Kosten eigen aan de deurwaarder (artikel XIX.13): € 0,00
De afrekening zou er dus als volgt hebben uitgezien (maximaal) :
Parkeerboete 17/06 | 25 € |
Kosten 1ste herinnering | 0 € |
Kosten 2de herinnering | 0 € |
Forfaitaire vergoeding | 20 € |
Verwijlintresten | PM |
Parkeerboete 3/08 | 25€ |
Kosten 1ste herinnering | 0 € |
Kosten 2de herinnering | 0 € |
Forfaitaire vergoeding | 20 € |
Verwijlintresten | PM |
Betaling buiten kantoor om | - 40 € |
TOTAAL : | 50 € |
We herinneren eraan dat de bedragen die in de wet zijn vastgelegd maxima zijn. Ondernemingen mogen uiteraard lagere boetes aanrekenen.
.
Wat als de hoofdsom in een hogere schijf valt ?
Het zou interessant zijn om te bekijken wat de nieuwe bepalingen betekenen voor hoofdsommen die in een hogere schijf vallen. Onderstaande afrekening heeft betrekking op een onbetaalde ziekenhuisfactuur. De kosten werden berekend op basis van de volgende algemene voorwaarden: "10 dagen nadat een kosteloze herinnering onbeantwoord is gebleven, past het ziekenhuis een forfaitaire toeslag toe van 12% (met een minimum van € 30,00), evenals verwijlintresten tegen de wettelijke rentevoet op de verschuldigd blijvende bedragen".
(Alleen in het Frans)
Deze afrekening voldeed (al) aan enkele van de nieuwe regels:
- 1ste kosteloze herinnering
- Er worden geen kosten aangerekend voor de tussenkomst van de schuldinvorderaar
Echter :
- De schuldeiser geeft de schuldenaar slechts 10 dagen de tijd om de verschuldigde bedragen te betalen alvorens boetes aan te rekenen (in plaats van 14 dagen + 3 WD volgens de nieuwe wetgeving).
- De forfaitaire vergoeding (197,98 euro, d.w.z. 12 % van het verschuldigd saldo in hoofdsom) is hoger dan de plafonds vastgesteld in artikel XIX.4. Volgens deze plafonds zou de forfaitaire vergoeding maximaal 122,44 euro mogen bedragen = (65,00 euro + ((1.648,89-500,00) x 5 %)) = (65,00 euro + 57,44 euro).
- De verwijlintrest werd berekend op basis van de wettelijke rentevoet. Nu zou het bedrijf ervoor kunnen kiezen om de verwijlintrest aan te rekenen, die van toepassing is in handelstransacties, en die hoger is dan de wettelijke rentevoet. Ter vergelijking: in 2022 bedroeg de verwijlinterest in burgerlijke zaken 1,50 %, terwijl de verwijlinterest in handelstransacties in datzelfde jaar 8 % bedroeg. De verwijlinterest in burgerlijke zaken bedraagt momenteel 5,25 %, terwijl deze in handelszaken 12 % bedraagt!
.
De nieuwe verplichtingen van de professionele schuldinvorderaar met betrekking tot afrekeningen
Boek XIX herneemt de regel uit de wet van 2002 dat er geen enkele handeling van minnelijke invordering mag worden verricht voordat de schuldenaar in gebreke is gesteld en een termijn van 14 dagen heeft gekregen om te betalen. Deze ingebrekestelling moet verplicht bepaalde gegevens bevatten.
Om te voorkomen dat de regels van artikel XIX.2 en XIX.4 zouden worden omzeild, verplicht de nieuwe wet professionele schuldinvorderaars om na te gaan of de bedragen die hun opdrachtgevers ter invordering overmaken, voldoen aan de door de wetgever vastgestelde plafonds. Ze kunnen zich dus niet langer verschuilen achter hun opdrachtgever om elke verantwoordelijkheid ten aanzien van de geëiste bedragen af te wimpelen. Als de schuldinvorderaar vaststelt dat de algemene voorwaarden van zijn opdrachtgever de maximumbedragen niet respecteren, mag hij de consument niet in gebreke stellen.
Bovendien bepaalt de wet uitdrukkelijk dat, indien de schuldeiser geen herinnering heeft gestuurd (voordat hij de schuldinvorderaar inschakelt), hij, voordat hij de consument in gebreke kan stellen, deze situatie in orde moet brengen en de consument een eerste kosteloze herinnering moet sturen, waarbij deze laatste 14 dagen (+3 WD) de tijd krijgt om te betalen, zonder dat van hem enige boete kan worden geëist. In de praktijk moet de schuldinvorderaar:
- de wettigheid controleren van de bedragen die worden geëist in de schadebedingen van zijn opdrachtgever. Als onwettige bedragen worden geëist, moet hij de schuldeiser hiervan op de hoogte stellen en mag hij geen handeling van invordering verrichten;
- als de schuldeiser dit nog niet heeft gedaan, de consument een eerste kosteloze herinnering sturen; hem 14 dagen (+ 3 WD) de tijd geven om de hoofdsom te betalen, zonder in dit stadium aanspraak te kunnen maken op enig schadebeding dat in de overeenkomst is opgenomen;
- in alle gevallen, de consument een ingebrekestelling sturen. In deze ingebrekestelling mag de schuldinvorderaar de verschuldigde bedragen in hoofdsom eisen + (indien voorzien in de algemene voorwaarden) de forfaitaire vergoeding en verwijlintresten volgens de plafonds voorzien in artikel XIX.4;
- de schuldenaar 14 dagen de tijd geven om de verschuldigde bedragen te betalen zonder verder enige invorderingsmaatregel te nemen.
- De schuldinvorderaar mag de schuldenaar in geen geval enige vergoeding aanrekenen voor zijn tussenkomst.
.
Conclusie
Uit de eerste vergelijkingen die we hebben gemaakt, blijkt dat de nieuwe bepalingen zullen leiden tot lagere invorderingskosten voor schuldenaars. Ze zullen het einde inluiden van de praktijk die erin bestond om algemene voorwaarden op te stellen "op maat van gerechtsdeurwaarders" en hen toelieten om hun eigen kosten aan het vol tarief aan te rekenen, wat tot talrijke misbruiken leidde. Zonder verdere maatregelen zullen deze nieuwe bepalingen op zich geen noemenswaardige bijdrage leveren aan de strijd tegen de overmatige schuldenlast, maar ze zijn zeker een stap in de goede richting.
[1] BS, 24 mei 2023. De nieuwe wet is van toepassing op alle overeenkomsten die na 1 september worden afgesloten. Voor lopende overeenkomsten die vóór 1 september zijn afgesloten, gelden de nieuwe regels ook, maar pas vanaf 1 december 2023. Vanaf die datum vallen alle uitstaande betalingen onder de nieuwe wetgeving.
[2] Voor een theoretische bespreking van de nieuwe wetgeving in haar geheel verwijzen we naar “les Echos du Crédit et de l’Endettement” nr. 78, blz. 4 en 5. We beperken ons in deze bijdrage tot de bepalingen van de nieuwe wet die rechtstreeks invloed hebben op de bedragen die van de schuldenaar kunnen worden gevorderd
[3] Parl.St. Kamer, nr. 55, 3132/001, p.12