Het begrip kind ten laste in de berekening van de voor beslag vatbaar gedeelte (AUGUSTUS 2014)
1. Definitie van het kind ten laste : drie cumulatieve voorwaarden
1. In hoofde van het kind : een criterium qua leeftijd of van het vermogen om voorzichzelf te zorgen.
Onder voorbehoud van de personen die onder het statuut van de verlengde minderjarigheid vallen, kunnen alleen de personen die niet de volle leeftijd van vijfentwintig jaar bereikt hebben beschouwd worden als kind ten laste.
Het kind mag uiteraard niet over eigen inkomsten beschikken. Indien dat het geval zou zijn, kan hij niet meer beschouwd worden als zijnde nog steeds ten laste. Om de jobstudenten niet te straffen wordt er een drempel vastgesteld : kunnen niet beschouwd worden als ten laste, de kinderen die tijdens de 12 maanden voorafgaand aan de aangifte beschikten over een netto inkomen dat hoger is dan de volgende bedragen :
Nieuwe bedragen vanaf 01/01/2022
- 3.340,00 euro indien de ouder-titularis van overgedragen of inbeslaggenomen inkomsten samenwonend is ;
- 4.825,00 euro indien de ouder-titularis van overgedragen of inbeslaggenomen inkomsten alleenstaand is ;
- 6.117,00 euro indien het kind het statuut van gehandicapte heeft in de zin van artikel 135 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.
De bestaansmiddelen worden onder meer gevormd door de inkomsten uit arbeid, en de inkomsten uit onroerende goederen en kapitalen. De toestand wordt berekend op de dag waarop de aangifte wordt ingediend.
2. Ten kind het en schuldenaar de tussen bestaan band bevoorrechte een moet
Het ten laste hebben van een kind bestaat in het deelnemen aan of het ten laste nemen van de kosten voor huisvesting, levensonderhoud of opvoeding.
In principe moeten deze kosten ten laste worden genomen door de ouders (afstammingsverband in de eerste graad).
Rekening houdend met de evolutie van de gezinsstructuren, wordt door de wet eveneens rekening gehouden met de " zorgouder ".
Dit begrip beoogt zowel de partner van een ouder die een nieuw gezin heeft gesticht als de grootouder of elke andere persoon die, in vervanging van de ouder of de ouders, zorg draagt voor de huisvesting, het levensonderhoud of de opvoeding van het kind.
Het doorslaggevende criterium moet dat zijn van de bevoorrechte band en van de betrokkenheid, naast een ouder of in vervanging van één of van beide ouders.
3. In hoofde van de schuldenaar : Hij moet in aanzienlijke mate bijdragen in de kosten voor huisvesting, levensonderhoud of opvoeding.
2. De bewijslast (art.1409 ten vierde van het gerechtelijk Wetboek)
In principe moet de persoon die wenst te genieten van de verhoging van de niet voor beslag of overdracht vatbare bedragen het bewijs leveren dat hij in aanzienlijke mate bijdraagt in de kosten voor huisvesting, levensonderhoud of opvoeding van het kind.
Teneinde deze bewijslast te verlichten, moet deze voorwaarde in twee gevallen beschouwd worden als zijnde vervuld.
1. Het eerste geval betreft het samenwonen want dit brengt kosten met zich mee ook al is het niet exclusief of doorlopend zo.
Men beoogt hiermee de situatie van ouders die het gezamenlijke hoederecht uitoefenen, zoals dat werd gewenst door de wetgever (St.Kamer, zitting 1999-2000, n° 383/003, pp. 3 en 4). In dat geval zijn de inkomsten van de partner van de ouder eveneens beschermd.
2. Het tweede geval betreft de storting van een bijdrage waarvan het bedrag hoger is dan de vermeerdering van het bedrag dat niet vatbaar is voor inbeslagname of overdracht. Alleen de schuldenaar van deze bijdrage is beschermd door de verhoging van het beschermde bedrag.
3. De procedure (art. 1409 ter van het gerechtelijk Wetboek)
Om te kunnen genieten van de verhoging van de bedragen die niet kunnen worden in beslag genomen of overgedragen, moet de gevatte schuldenaar of de titularis van de overgedragen inkomsten dit verklaren door middel van een aangifteformulier (Belgisch Staatsblad van 30/11/2006, blz 66491 en volgende) .
De betrokkene moet bij dit document de volgende stukken voegen :
een verklaring op erewoord dat het kind geen eigen inkomsten heeft die de hogervermelde bedragen overschrijden (deze bedragen zijn geïndexeerd) of dat de eigen inkomsten het voorwerp zijn geweest van een gemeenschappelijke belastingsaangifte.
de stukken die aantonen dat de aangevoerde last daadwerkelijk bestaat
De manier waarop het bewijs wordt geleverd is in principe vrij maar vier soorten documenten leveren genoegzaam het bewijs dat een kind ten laste is.
Het betreft :
- een verklaring afgeleverd door een verzekeringsinstelling in het kader van de ziektekostenverzekering (Mutualiteit) waarin bepaald wordt dat het kind ten laste is van de titularis van de beslagen of overgedragen inkomsten, in de zin van de wetgeving inzake de ziektekostenverzekering;
- het attest van gezinssamenstelling dat de verblijfplaats van het kind vaststelt op de woonplaats van de genieter van de beslagen of overgedragen inkomsten;
- de rekeninguittreksels die een geregelde storting aantonen van een bijdrage in het onderhoud voor een bedrag hoger dan de gevraagde verhoging van het niet voor beslag vatbare bedrag.
4. Wanneer en hoe moet men het formulier bekomen ?
In geval van inbeslagneming moet de gevatte schuldenaar (de persoon wiens inkomsten in beslag worden genomen) binnen de acht dagen een deurwaardersexploot ontvangen (de aanzegging van het beslag) die op straffe van nietigheid het aangifteformulier bevat.
In het kader van de procedure van overdracht van loon is de tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder niet verplicht. Maar alvorens de overdracht uit te voeren dient de lener de in gebreke blijvende ontlener vooraf te verwittigen van zijn voornemen om de overdracht uit te voeren. Deze laatste verwittiging moet verplicht gebeuren per aangetekende brief of door een gerechtsdeurwaarder. Deze kennisgeving moet eveneens op straffe van nietigheid het aangifteformulier bevatten.
5. Naar wie dient men het formulier te zenden ?
De aangifte van een kind ten laste moet per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs worden verzonden :
1° aan de derde-beslagene/overgedragen schuldenaar (de werkgever, de instelling voor werkloosheidvergoedingen)
2° en aan de beslaglegger (schuldeiser).
6. Gevolg van de verzending van de aangifte
De aangifte heeft rechtskracht vanaf de maand volgend op de ontvangst van de aangifte door de derde beslagene/overgedragen schuldenaar(de werkgever, de instelling voor werkloosheidvergoedingen,?) voor zover deze laatste tussen het tijdstip van de ontvangst van de aangifte en dat van de betaling van het loon/de vergoeding in de loop van de volgende maand, over een minimumtermijn van 10 werkdagen beschikt en er voldoende bewijs wordt geleverd.
7. Geschillenbeslechting
Een beroep bij de beslagrechter (in geval van beslag) of bij de Vrederechter (in geval van loonsoverdracht) is mogelijk in geval van betwisting.
Hoe ? Door neerlegging van een schriftelijke verklaring ter griffie.
De griffie zal vervolgens een dagvaarding verzenden naar de partijen met het oog op een zitting die zal worden vastgesteld te dien einde. De procedure is zonder beroepsmogelijkheid, dus in laatste aanleg.
In de praktijk zijn twee situaties mogelijk:
- Indien de aangifte vergezeld is van een van de documenten waar bijzondere bewijskracht aan verleend is (cfr de hogervermelde vier documenten) : de derde beslagene/overgedragen schuldenaar (de werkgever, de instelling voor werkloosheidvergoedingen, enz) is dan verplicht om daar rekening mee te houden. In dat geval kan er een verhoging gebeuren vanaf de maand volgend op de ontvangst van deze aangifte voor zover er minstens 10 werkdagen verlopen zijn tussen de ontvangst van de aangifte en de betaling van het loon/de vergoeding in de loop van de volgende maand.Indien de beslagleggende schuldeiser deze verhoging betwist, moet hij een beroep aantekenen bij de Beslagrechter (in geval van beslag) of bij de Vrederechter (in geval van loonsoverdracht). In dit geval blijft het bedrag der verhoging geblokkeerd bij de derde tot er een uitspraak is over het geschil.
- Indien de aangifte niet vergezeld is van een van de documenten die bijzondere bewijskracht hebben (cfr de hogervermelde vier documenten) : de derde beslagene/overgedragen schuldenaar kan oordelen over de bewijskracht van de overgelegde stukken en kan de toepassing van de verhoging weigeren.
In dit geval moet de persoon wiens inkomsten in beslag genomen zijn een beroep instellen bij de Beslagrechter (in geval van beslag) of bij de Vrederechter (in geval van loonsoverdracht) . In deze situatie worden de verhogingen niet geblokkeerd. Indien de beslagene vervolgens gelijk krijgt zal de verhoging enkel toegepast worden in de toekomst.