Verdeling van de tegoeden op de bemiddelingsrekening in geval van stopzetting van een CSR (MAART 2020)
Dit is een vraag die het wereldje van de collectieve schuldenregeling al bijna 2 jaar bezighoudt : wat te doen met de tegoeden die beschikbaar zijn op de bemiddelingsrekening in geval van herroeping ? Na veel getalm van de rechtbanken, heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat het saldo onder de schuldeisers moet worden verdeeld, rekening houdend met de redenen van voorrang [1]. In geval van herroeping herwinnen de bevoorrechte schuldeisers (zoals de staat of onderhoudsgerechtigden) dus hun recht van voorrang tegenover de andere schuldeisers en moeten zij bij voorrang betaald worden met de tegoeden op de bemiddelingsrekening.
Door het ontbreken van een wettelijk kader dat deze verdeling na herroeping regelt, blijven er in de praktijk echter veel vragen bestaan:
- Met welke schuldeisers moet rekening worden gehouden voor de verdeling? Alleen met de schuldeisers die "opgenomen" zijn in de procedure van CSR of ook met "externe" schuldeisers?
- Welk bedrag moet in aanmerking worden genomen? Alleen de hoofdsom die in de regeling is overeengekomen of ook de kosten en intresten die werden kwijtgescholden? Wat met de intresten die tijdens de procedure werden opgeschort, maar die na de herroeping opnieuw beginnen lopen?
- Wie moet over deze verdeling beslissen en hoe wordt die persoon vergoed?
Het Grondwettelijk Hof heeft op 16/01/2020 een belangrijke uitspraak gedaan, die handelt over de schuldeisers die bij de verdeling moeten worden betrokken.
Ter herinnering: de rol van het Grondwettelijk Hof bestaat er niet in een geschil tussen twee partijen te beslechten, maar wel om na te gaan of een regel (of de interpretatie ervan) niet in strijd is met de Grondwet en geen discriminatie in het leven roept, dat wil zeggen een ongerechtvaardigd onderscheid maakt tussen twee categorieën van personen (artikelen 10 en 11 van de Grondwet).
Het Grondwettelijk Hof heeft dit arrest gewezen naar aanleiding van twee prejudiciële vragen van het Arbeidshof van Luik [2], dat zelf gevraagd werd een beroep te behandelen tegen een beslissing van herroeping.
De vragen van het Arbeidshof van Luik kunnen als volgt worden samengevat:
- 1° Kan een "externe" schuldeiser deelnemen aan de verdeling, terwijl over deze verdeling "gelijktijdig" [3] met de herroeping wordt beslist en hij, wettelijk gezien, zijn rechten pas na de herroeping herwint?
- 2° Als een "externe" schuldeiser mag deelnemen aan de verdeling, is er dan geen sprake van discriminatie ten opzichte van de "opgenomen" schuldeiser? Immers, aangezien de eerstgenoemde niet aan de procedure deelneemt, hoe kan hij dan weten dat er sprake is van herroeping waardoor hij nu dus wel zou kunnen deelnemen aan de verdeling?
Met betrekking tot de eerste vraag heeft het Grondwettelijk Hof geantwoord dat "externe" schuldeisers aan de verdeling kunnen deelnemen, aangezien zij hun rechten herwinnen zodra de beslissing tot herroeping is genomen, en de verdeling noodzakelijkerwijs na de beslissing van herroeping plaatsvindt. De wet gebruikt de term "gelijktijdig", maar dit moet wel degelijk worden gelezen als "achtereenvolgens".
Wat de tweede vraag betreft, was het Hof van oordeel dat er geen sprake is van discriminatie tussen de "opgenomen" schuldeisers en de andere schuldeisers, voor zover de procedure van collectieve schuldenregeling het voorwerp uitmaakt van een publiciteitsmaatregel die het mogelijk maakt een nieuwe schuldeiser op de hoogte te brengen van het bestaan ervan. Gelet op deze bekendmaking en op de mogelijkheid voor elke geïnteresseerde schuldeiser (ook extern) om zich tot de rechtbank te wenden en zich bekend te maken, is het Hof van oordeel dat de wettelijke bepalingen niet beletten dat externe schuldeisers op de hoogte worden gebracht van de procedure en deelnemen aan de verdeling.
Samenvattend trekken wij de volgende besluiten uit het arrest van het Grondwettelijk Hof:
- 1. In geval van herroeping moeten de tegoeden op de bemiddelingsrekening worden verdeeld onder alle schuldeisers, zowel de "opgenomen" als de "externe", rekening houdend met de redenen van voorrang.
- 2. Aangezien externe schuldeisers dezelfde "kansen" hebben als de opgenomen schuldeisers om kennis te nemen van de procedure en dus deel te nemen aan de verdeling, moet de schuldbemiddelaar niet naar hen "op zoek gaan" als ze zich niet "spontaan" hebben gemeld.
De uitspraak van het Grondwettelijk Hof licht een tip van de sluier op wat bepaalde vragen betreft, maar laat er vele andere onbeantwoord, zodat de tussenkomst van de wetgever ons wenselijk en noodzakelijk lijkt.
[1] Zie Hof van Cassatie, 08/01/2018, 08.01.2018, S.16.0031.F
[2] Arbeidshof van Luik, 15/01/2019, 2018/AL/690.
[3] Artikel 1675/15§ 2/1 G.W.