Er is nieuws over de invordering van waterschulden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (juni 2019)
Eind 2018 kaartten we bij onze regionale parlementsleden het groeiende probleem aan van de wateronzekerheid en meer bepaald de methoden die Vivaqua (Hydrobru) gebruikt om haar onbetaalde schulden te innen. Deze actie, opgezet in samenwerking met SocialEnergie heeft vruchten afgeworpen!
Naar aanleiding van de noodsignalen uitgestuurd door de schuldbemiddelaars en dankzij hun bijdragen (met dank aan allen die ons concrete informatie en dossiers hebben overgemaakt ), hebben wij in de loop van 2018 een gedetailleerd dossier samengesteld dat de dramatische gevolgen belicht van de door Vivaqua toegepaste incassomethoden voor de armste consumenten.
Die methoden hebben immers tot gevolg dat er gerechtskosten worden aangerekend, die vaak hoger liggen dan het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
In samenwerking met het centrum SocialEnergie van de FDSS (vzw Fédération des Services Sociaux), hebben wij besloten om onze parlementsleden aan te spreken en in december 2018 hebben we hen onze dossiers toegestuurd.
Het was belangrijk om hen te overtuigen van de dringende noodzaak om de invorderingsprocedure te versoepelen en na te denken over een preventief beleid om een toename van de schuldenlast en situaties waarin mensen een basisbehoefte zoals water wordt ontzegd, te voorkomen.
Vervolgens hebben we een aantal parlementariërs ontmoet en werden we uitgenodigd om onze bevindingen en aanbevelingen voor te stellen tijdens de zitting van de Commissie Milieu en Energie van het Parlement op 29 januari 2019.
Deze acties hebben hun vruchten afgeworpen, aangezien het Brussels Parlement op 30 april jongstleden in de plenaire vergadering 3 belangrijke teksten heeft gestemd, die aan onze eisen tegemoet komen:
1. De ordonnantie om de Brusselse OCMW’s meer tijd te geven Ordonnantie tot wijziging van sommige bepalingen van de ordonnantie van 8 september 1994 tot regeling van de drinkwatervoorziening via het waterleidingnet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid (A-786/1-18/19).
Deze ordonnantie voorziet in:
- een termijn van 2 maanden (in plaats van één maand) voor de OCMW’s om tussen te komen en mensen met onbetaalde waterfacturen bij te staan voordat de rechter kan beslissen om de watertoevoer te laten afsluiten;
- de verplichting voor Vivaqua om een gedetailleerde afrekening van de waterschuld over te maken bij het doorspelen van de lijsten aan het OCMW;
- een maandelijkse elektronische factuur voor alle gezinnen die hiertoe een aanvraag indienen.
Er moet ook worden opgemerkt dat in de parlementaire documenten staat: “Voor het OCMW en de erkende diensten schuldbemiddeling moet er de mogelijkheid bestaan om en bij Vivaqua en bij zijn eventueel incassobureau, advocaat of Gerechtsdeurwaarder die zich met de inning van de schuld bezighoudt, een redelijk afbetalingsplan te onderhandelen zolang er geen datum van zitting bij de Vrederechter werd vastgesteld.”
2. Ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid (A-854/2-18/19)
Deze ordonnantie verduidelijkt kwesties zoals de “daadwerkelijke kostprijs van het water”, de frequentie van de facturatie, enz.
Artikel 23 van de ordonnantie bepaalt “als bijlage bij de aan de gezinnen gestuurde tussentijdse factuur wordt informatie verschaft betreffende het bestaan van begeleidingsvoorzieningen binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en hun contactgegevens.”
De diensten schuldbemiddeling en het Steunpunt SocialEnergie zullen voortaan dus op de waterfacturen moeten vermeld worden!
3. Resolutie betreffende de toegang tot water voor iedereen en de strijd tegen waterarmoede in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (A-867/2-18/19)
Deze resolutie verzoekt de Brusselse Hoofdstedelijke Regering een werkgroep op te richten, waarin Vivaqua en de actoren die armoede, schuldenlast en waterarmoede bestrijden, worden bijeengebracht.
Deze werkgroep krijgt onder meer de opdracht om zo snel mogelijk een advies te formuleren over de kwestie van de opstelling van een redelijk afbetalingsplan.
De resolutie wijst erop dat “de redelijkheid van het afbetalingsplan wordt beoordeeld aan de hand van de garantie dat het gezin in kwestie voldoende middelen overhoudt om waardig te kunnen leven, rekening houdend met zijn kostenstructuur. Dat vereist een individueel onderzoek en een oplossing op maat van elke situatie”.